dinsdag 2 december 2008

Vrienden of vijanden in de toekomst

foto: William Quan Judge

Tekst overgenomen van het Theosofisch Genootschap: http://www.theosofie.net/index.html

Vrienden of vijanden in de toekomst

William Quan Judge

De basisleringen van de theosofie zijn van geen waarde als ze niet in het dagelijkse leven worden toegepast. In de mate waarin dit gebeurt, worden het levende waarheden, en dit is iets anders dan alleen maar een intellectuele weergave van de leer. Louter intellectueel begrip kan spirituele trots tot gevolg hebben, terwijl de levende leer iets wezenlijks wordt door de mystieke kracht van de menselijke ziel. Vele grote denkers hebben hierbij stilgestaan. Paulus schreef:
Als ik niet menslievend ben, hoewel ik in de talen van mensen en engelen spreek, dan ben ik slechts als het geluid van koper of een rinkelend cimbaal. En al bezit ik de gave om in de toekomst te kijken, en begrijp ik alle geheimen, heb ik alle kennis en heb ik zoveel geloof dat ik bergen kan verzetten, maar als ik niet menslievend ben, dan ben ik niets. En al schenk ik mijn hele bezit om de armen te voeden, en geef ik mijn lichaam om het te laten verbranden, maar niet menslievend ben, dan zal ik hiermee niets winnen. – 1 Cor. 13:1-3
De Stem van de Stilte, waarin de opvattingen van de hoogste scholen van occultisme tot uitdrukking worden gebracht, vraagt van ons om uit het zonlicht in de schaduw te treden, om zo meer plaats te maken voor anderen, en verklaart dat degenen die wij in dit leven helpen ons in een volgend leven zullen helpen.
De steunpilaren hiervoor zijn de leringen van karma en reïncarnatie. De eerste laat zien dat we moeten oogsten wat we zaaien, de tweede dat we terugkomen in het gezelschap van degenen met wie we in andere levens hebben geleefd en gewerkt. Paulus’ opvatting stemt geheel overeen met die van alle andere occultisten. Zijn hierboven gegeven woorden moeten worden gezien in het licht dat theosofie op alle soortgelijke geschriften werpt. Tegenover menslievendheid, die liefde voor onze medemens inhoudt, staan allerlei deugden en verworvenheden. Deze zijn alle van geen waarde als menslievendheid ontbreekt. Waarom? Omdat ze sterven met de dood van de mens die geen liefde kent; ze zijn van geen waarde en die persoon wordt zonder vrienden en zonder capaciteiten wedergeboren.
Dit is van het grootste belang voor de ernstige theosoof die de fout kan maken om alleen intellectuele voordelen te verwerven, maar geen menslievendheid kent. Het feit dat we nu in de theosofische beweging actief zijn, betekent dat we dat in andere levens ook zijn geweest, en in de toekomst opnieuw zullen zijn en, wat nog belangrijker is, dat zij die nu in ons midden zijn, in ons volgende leven wederom in ons gezelschap zullen incarneren.
Zullen degenen die we nu kennen, of die bestemd zijn ons te leren kennen vóór dit leven is afgelopen, onze vrienden of vijanden worden, onze helpers of tegenwerkers in het volgende leven? En wat zal dan de oorzaak zijn van hun vijandschap of vriendschap? Niet wat we tegen hen zullen zeggen of voor hen doen in dat toekomstige leven. Want niemand wordt in dit leven je vriend door tegenwoordige daden alleen. Hij was al je vriend, of jij die van hem, in een voorafgaand leven. Je huidige daden zullen alleen de oude vriendschap doen herleven, de oude verbintenis vernieuwen.
Was hij tevoren je vijand dan zal hij dit ook nu zijn, ook al help je hem nu, want deze neigingen duren altijd meer dan drie levens voort. Zij zullen ons meer en meer tot hulp worden als we de banden van vriendschap van vandaag versterken door menslievendheid. Hun neiging tot vijandschap zal in ieder leven met een derde afnemen als we nu volharden in onze vriendelijkheid, liefde en menslievendheid. En die menslievendheid is niet een geschenk uitgedrukt in geld, maar een welwillende gedachte bij iedere zwakte en iedere mislukking.
Dus onze toekomstige vrienden of vijanden zijn zij die nu en later in dit leven bij ons zijn. Als we vandaag toelaten dat we tekortschieten in onze menslievendheid tegenover degenen die nu vijandig lijken, maken we een ernstige fout en stellen hiermee de dag van verzoening nog drie levens uit. We worden geërgerd en gehinderd door zowel mensen die ons met opzet tegenstand bieden, als mensen die ons louter door hun afkerige blik of temperament en onbewuste daden irriteren en van de wijs brengen. Onze gedragslijn van zelfrechtvaardiging van onze eigen vaak maar onbeduidende persoonlijkheid, brengt ons ertoe hen te berispen, te bekritiseren of aan te vallen. Het is niet juist om zo te handelen. Zouden we een blik in een volgend leven kunnen werpen, dan zouden we die mensen voor wie we nu weinig mildheid tonen kunnen zien, die de prairie van dat leven met ons oversteken en ons steeds voor de voeten lopen en altijd het licht voor ons verborgen houden. Maar als we onze huidige houding veranderen, zullen in dat toekomstige leven die vervelende mensen en partiële vijanden en tegenwerkers ons helpen en bij iedere inspanning steun geven, omdat karma hen dan misschien grotere kansen biedt dan ons, en betere capaciteiten.
Is een theosoof die hierover nadenkt zo dom om, terwijl hij de kracht heeft om zichzelf te veranderen, door te gaan met een koers die in zijn volgende leven tot een oogst van doornen leidt? We zouden moeten volharden in onze menslievendheid en goedheid ten opzichte van onze vrienden, en het is niet moeilijk hen te willen helpen. Maar voor degenen aan wie we van nature een hekel hebben en die ons nu irriteren, zouden we in het bijzonder moeite moeten doen om hen te helpen en ten opzichte van hen voorzichtig een gevoel van liefde en menslievendheid te ontwikkelen. Dit draagt bij tot onze karmische investering. Door de tegenovergestelde weg te volgen wordt, zo zeker als de zon opkomt en water naar beneden stroomt, rente van de rekening afgetrokken en in het grootboek van het leven aan de verkeerde kant een zware post opgevoerd.
De hele theosofische organisatie zou vóór alles moeten handelen volgens de regels die door Paulus zijn geschreven en ook in De Stem van de Stilte staan. Want de karmische tendens is een onwrikbare wet. Ze dwingt ons om voort te gaan in deze stroom van denken en leringen; en allen die nu daarbij betrokken zijn zullen opnieuw daarin incarneren. Sentiment kan de wet geen centimeter doen wijken; hoe sterk onze emotie misschien ernaar streeft om van die mannen en vrouwen die we nu niet aardig vinden of waarderen af te komen - en voor iedereen zijn er in onze gelederen veel van dat soort mensen - de wet zal ons opnieuw in dat gezelschap brengen met een toegenomen vriendschappelijk of een verminderd vijandig gevoel, naarmate we nu het ene creëren of het andere voorkomen. Het was het doel van de stichters van de Theosophical Society om impulsen tot toekomstige vriendschap op te wekken; dit moet het doel zijn van al onze leden.
Wat wilt u in uw toekomstige leven hebben, vijanden of vrienden?


Vertaald uit The Path, januari 1893.


© Nederlandse vertaling 2002 Theosophical University Press Agency

Gepubliceerd in het tijdschrift Sunrise jul/aug 2002

Inhoudsopgave artikelen William Quan Judge

Andere artikelen over karma, lot, vrije wil




maandag 1 december 2008

De Heilige Zonnestilstand


Tekst overgenomen van de site: Het Theosofisch Genootschap http://www.theosofie.net/index.html

De heilige zonnestilstand
Elsa-Brita Titchenell

Er zijn inderdaad tijden die heilig zijn. Denk aan het Engelse woord ‘holiday’ (heilige dag) voor vakantie. Of is misschien elke tijd heilig als we hem de nodige aandacht schenken en respect? Vier tijden in het jaar – de zonnestilstanden en de dag- en nachteveningen – worden nog steeds gevierd, al weten we misschien niet waarom ze die speciale aandacht krijgen. Hun heilige karakter moet te danken zijn aan iets dat een bijzondere betekenis heeft voor het menselijk ras. Omdat het bewustzijn van de mens nauw is verbonden met dat van de bestuurders die de hemellichamen in beweging brengen en verantwoordelijk zijn voor de bewegingen en eigenschappen van de hemelse wezens in het zonnestelsel, beschouwen we die tijden als heilig, waarin bepaalde hemellichamen hun psychologische, gravitationele, geestelijke of psychische invloeden op hun omgeving concentreren.

De zonnestilstanden bijvoorbeeld vinden plaats twee weken voordat de aarde de hoofdas van haar baan om de zon begin januari en juli passeert. Oude astrologen benaderden deze perioden van twee weken met bijzondere eerbied, omdat ze een nauwere aanraking mogelijk maken tussen mensen en goden – het rijk boven dat van de mens waarover de christelijke traditie spreekt als engelen (‘boodschappers’), aartsengelen, tronen, overheden, krachten, enz. We zijn geneigd te vergeten dat we een deel zijn van een levend universeel organisme, waarin bewustzijnen levenservaringen opdoen. Alle nuttige ervaringen vinden plaats in onze bewuste ego die langgeleden in andere sferen en vroegere bestaansgebieden door de rijken trok lager dan die van de mens. De mensheid heeft zich ontwikkeld uit minerale, plantaardige en dierlijke toestanden, maar we zijn nog niet volledig menselijk. Als we ten volle mens worden, zijn we gereed een stap omhoog te gaan en goden van de laagste rang te worden.

Het menselijke stadium is kritiek omdat daarin voorkeuren en intelligentie de wil leiden. De individuele evolutie kan erin worden versneld door systematische training en discipline, bijgestaan door hen die eens stonden waar wij ons nu op de ladder van ervaring bevinden. Die grote geestelijke wezens die aanwijzingen voor innerlijke groei hebben nagelaten – Boeddha en Jezus zijn voorbeelden van dergelijke voorlopers – zijn verlangend anderen te helpen ter wille van het hele menselijke ras, want iedere toename van geestelijk ontwaken in een mens geeft een voorwaartse impuls aan de hele mensheid omdat het algemene gedachtenklimaat erdoor wordt verbeterd.

Er is veel gezegd maar weinig bekend over het verschijnsel dat inwijding wordt genoemd. Inwijding betekent beginnen – het beginnen van een nieuw leven, een nieuwe bestaansfase waarin de mens zich openstelt voor een ruimer terrein van bewustzijn en ervaring. Dat gebeurt als een mens, na zich in hoofdzaak met zichzelf en zijn stoffelijke belangen te hebben beziggehouden, zich verbindt met de geestelijke ziel en haar dienaar leert zijn, wat de groei naar de volgende bestaansfase bevordert. Inwijding is niet iets kunstmatigs of iets dat is bedacht, maar een natuurlijk gebeuren in de ontwikkeling van het menselijk bewustzijn naar het hogere niveau dat het moet bereiken voor we gereed zijn deel te nemen aan de leiding van de universele natuur. Bij een natuurlijke inwijding moet het bewustzijn van de kandidaat zichzelf tegemoettreden, onbewogen door de hel van zijn eigen zwakheden gaan, de persoonlijke ziel confronteren en verenigen met de geestelijke egoloze ziel, die zich aan de wortel van ons wezen bevindt. Een belangrijke inwijding is een dood. De mens die in staat is zich van alle persoonlijke beslommeringen los te maken zonder dat er een greintje gehechtheid overblijft, die ten volle bereid en in staat is zijn onbetekenend zelf te doen opgaan in het geheel, die als het ware kan oplossen in zijn onpersoonlijke natuur, wordt ‘beheerst vuur’, waarbij het individuele opgaat in het ene Al, bevrijd van de duizend draden waarin we gewoonlijk zijn verward. Inwijding is een reis, en toch weer geen reis, want we hervinden ons waar we zijn, hebben niets verloren maar iets onmeetbaars gewonnen dat in al onze levens bij ons zal blijven. Die ervaring, als een natuurlijk proces, niet als een door mensen bedacht ritueel, wacht ons allen – sommigen vroeger, sommigen later; het verschil in tijd is onbelangrijk.

Dergelijke gebeurtenissen worden iets vergemakkelijkt wanneer er sprake is van bepaalde samenvallende standen in het zonnestelsel: de hoogste inwijdingen vinden plaats als de toestand ideaal is en een aantal gebeurtenissen gelijktijdig plaatsvindt die de omstandigheden verschaffen waarin de noodzakelijke magnetische invloeden zo’n groot mogelijke uitwerking hebben. Met lange cyclische tussenpozen staan de binnenplaneten Mercurius, Venus en Aarde op een rij, een syzygie geheten. Als deze hemellichamen die gunstige positie innemen en het nieuwe maan is, bij voorkeur bij een zonsverduistering, worden de vijf hemellichamen door een min of meer rechte lijn verbonden. Dat maakt dat de ziel, nadat ze haar ‘dode’ lichaam in een trancetoestand op aarde achterlaat, door natuurlijke aantrekking door de sferen van Balthasar (Maan), Melchior (Venus) en Caspar of Gaspar (Mercurius) naar het centrum van onze geestelijke hiërarchie reist. Dit zijn de namen van de Koningen of Magiërs uit de middeleeuwse christelijke legende die hun geschenken brachten. Op ieder planetair gebied laat de ziel die eigenschappen achter die bij dat gebied behoren en gaat, ontdaan van de overtollige bagage, op weg naar het zuivere goddelijke vuur waarvan ze een vonk is. Daarin opgenomen heeft ze deel aan universele wijsheid voor ze haar terugreis aanvaardt om de wereld van de Aarde te laten delen in wat haar werd gegeven; op elk station neemt ze haar unieke eigenschappen weer op die daar waren achtergelaten (gesymboliseerd door de mirre, de wierook en het goud van de Magiërs).1

In de mysteriescholen van alle tijden werden steeds minder ceremoniën in acht genomen naarmate de leerlingen in hun groei vorderden. Want vooruitgang is stellig een zaak van groei en rijping en niet van kennis opdoen. Eerst is er wel sprake van kennis opdoen, totdat de student de gevolgen voelt van wat hij in theorie heeft geleerd en de waarheid van zijn eigen kennis herkent. Er is altijd sprake van geheimhouding als het om de hogere graden van training gaat, niet omdat iemand anderen kennis wil onthouden, maar omdat begrip zich op natuurlijke wijze moet ontwikkelen. Als wij willen leren wat de goden voelen, denken en weten, moeten we voelen, denken en weten als de goden. Als een voorbeeld daarvan vinden we in de Tevijja Sutta het verhaal van een wijze:

En hij laat zijn geest één kwart van de wereld doordringen met Liefdevolle gedachten, en zo ook het tweede, het derde en het vierde. En zo blijft hij de hele wijde wereld, boven, beneden, rondom en overal doordringen met harteliefde, verreikend, sterk toegenomen, en buitenmate . . .

En hij laat zijn geest één kwart van de wereld doordringen met gedachten van medelijden, sympathie en gelijkmoedigheid en zo ook het tweede, het derde en het vierde. En zo blijft hij de hele wijde wereld, boven, beneden, rondom en overal doordringen met hartemedelijden, sympathie en gelijkmoedigheid, verreikend, sterk toegenomen en buitenmate. — hfst.III,1,3.

Dit betekent evolutie en is de juiste weg voor de vooruitgang van de mensheid.

Mensen worden altijd geboeid door het onbekende en vooral als het om metafysische dingen gaat. Ze willen alles weten over de mysteriën van de natuur zonder zich af te vragen of ze daartoe gereed zijn. Ze beseffen weinig hoe geweldig groot de kloof is die de minst- van de verstontwikkelde mensen scheidt en dat wat de een of de ander kenmerkt geen knapheid, bekwaamheid of kennis is, maar het essentiële karakter. Er zijn treffende gevallen bekend van mensen die een snelle, ogenblikkelijke ‘bekering’ ondergingen, waardoor hun ondeugden tot deugden werden in een plotselinge verandering van leefrichting, zoals in het geval van keizer Asoka van India. Er hebben zich ook tragische gevallen voorgedaan van omgekeerde bekering, waarin veelbelovende discipelen geïncarneerde duivels werden als gevolg van het zich concentreren op persoonlijke in plaats van universele waarden. Er kan misschien geen grotere schade worden toegebracht aan het menselijk ras dan door toe te geven aan geestelijke trots, de zelfvoldoening die zich kan voordoen als men gelooft een bijzondere plaats in te nemen in het algemene plan. Toch is iedereen uniek en bijzonder als bijdrager aan het geheel. Als een afzonderlijk wezen is hij van geen belang: alleen als deel van het Al heeft ieder van ons grote betekenis; als zodanig zijn we onmisbaar – zowel voor de wereld als voor onszelf.

Aan de andere kant zal iemand die wijs kan worden in occulte zin niet slaafs een ander volgen en geloven wat hem wordt verteld zonder het zelf te onderzoeken. Wat nodig is, is een volledig zelfvertrouwen en initiatief. Het leven is een ontdekkingsreis en wij allen zijn pioniers. Wijsheid wordt niet overgedragen, ze moet worden verdiend. De kandidaat voor inwijding moet vertrouwen op zijn innerlijke zintuigen en zijn eigen beroep doen op de natuur om haar te leren. Alleen zulke onderzoekers van de onbekende diepten van het bewustzijn kunnen hopen de noodzakelijke ontdekkingen van de waarheid te doen.

Er is heel wat drukinkt verspild aan het onderwerp van meesters en chela's maar slechts weinigen weten wat voor een dergelijke relatie nodig is. Sommige mensen zijn nieuwsgierig en eerzuchtig, wat maakt dat ze in contact willen komen met iemand die, naar ze geloven, een hogere plaats inneemt en ze vallen gemakkelijk ten prooi aan valse profeten die in overvloed voorkomen. Zij die voorzichtiger zijn, zullen tevreden zijn met de inspiratie die op de juiste wijze voortkomt uit het hoger zelf en proberen de bron van waarheid in zichzelf te vinden. Enkelen voelen de drang diegenen te dienen die, naar algemeen wordt erkend, de dienaren van de mensheid zijn en die zich in hun leven concentreren op de poging om aan alle mannen en vrouwen in de wereld, zonder begunstiging of vooroordeel, verlichting te brengen.

Als zij erin slagen, ondanks belemmeringen, trouw te blijven aan hun altruïstische gevoelens als helpers van de helpers, zullen ze eens die training ontvangen die hen tenslotte in staat zal stellen de enorme taak te ondernemen in het nieuwe leven ingewijd te worden als een ‘tweemaal geborene’ of ‘uit een maagd geborene’ die het ruimere gebied is binnengegaan van het volmaakte menszijn met zijn grotere verplichtingen – geen triomfantelijk te koop lopen met miraculeuze vermogens, maar een eindeloos offeren en een voortdurend pogen zonder het einde daarvan tegemoet te kunnen zien.

Wat ligt er op onze weg als wezens die zich tot planetaire en te zijner tijd solaire entiteiten zullen ontplooien? Die hemelse wezens schijnen in bepaald opzicht minder vrijheid te bezitten dan wij mensen. Wij hebben de vrije keuze om medewerkers met de natuur te worden of tegenstanders van de vooruitgaande evolutie; de grotere zielen hebben langgeleden hun keuze in deze zaak gedaan en vrijwillig het pad gekozen dat neerkomt op instemming met het proces dat het gemeenschappelijk welzijn het best bevordert. Zij gehoorzamen aan natuurwetten die we zelfs niet eens kennen, zetten aeonenlang hun voortdurende beweging voort, voeden de kleinere wezens waaruit ze zijn opgebouwd, steunen en helpen de evolutie van de van hen afhankelijke rijken op een wijze die in overeenstemming is met de kosmische harmonie, hoe halsstarrig wij mensen onze geduldige planeet ook misbruiken. Wat zij hebben geleerd moeten wij nog leren, niet alleen met ons verstand, maar met ons hart en ons begrip.

Als het grootste verlangen van een mens is de vooruitgang van de hele mensheid naar een edeler toestand te bevorderen, dan hebben de heilige jaargetijden een bijzondere betekenis en kunnen ze een zeker ontwaken teweegbrengen van het hogere deel van een sensitieve natuur, dat onmiskenbaar een inwijding betekent in een sfeer die hogere plichten met zich brengt. Het is heel goed mogelijk dat onze hele toekomst – de uwe en de mijne – ten goede zal veranderen omdat een onzelfzuchtige ziel, juist in deze tijd, zijn kracht toevoegt aan de allesdoordringende invloed van geestelijke solidariteit die zich in dit jaargetijde doet gevoelen.

Noot

  1. Vgl. G. de Purucker, De Esoterische Traditie, blz. 666-9.

Andere artikelen over heilige jaargetijden


Uit het tijdschrift Sunrise nov/dec 1991

© 1991 Theosophical University Press Agency


Kerstmis en het wintersolstitium


Tekst overgenomen van de site van: Het Theosofisch Genootschap http://www.theosofie.net/index.html

Kerstmis en het wintersolstitium
Alan E. Donant

Ik heb duidelijke herinneringen aan de kerststalletjes in onze kerk. De ster, een baby in een kribbe die bij een maagd wordt geboren en vervolgens in doeken wordt gewikkeld; de schaapherders, koningen die met goud, wierookhars en mirre komen. Het is een prachtig verhaal, maar slechts twee van de evangeliën vertellen het – en ze vertellen niet hetzelfde verhaal want sommige gebeurtenissen waarover ze vertellen kunnen zoals ze zijn beschreven niet tegelijkertijd zijn gebeurd. Wat we in onze kerststalletjes in de kerk aantreffen, en in ons geheugen hebben ingebouwd, is een combinatie van deze twee evangeliën. Als het geen letterlijke geschiedenis betreft, kunnen we onszelf afvragen wat we nu werkelijk vieren met Kerstmis?

Het is boeiend dat om het kerstverhaal beter te begrijpen kennis over kosmische klokken nodig is, want de viering is diepgaand verbonden met het wintersolstitium. We vinden over de hele wereld bewijzen van kosmische tijdwaarneming. Alleen al de Britse eilanden bevatten meer dan 900 formaties in steen die als kosmische klokken dienen. Heel bekend is Stonehenge waaraan wetenschappers een ouderdom van 5000 jaar toekennen. Het is een grote kalender die precies een zomersolstitium van vroeger aangeeft. In de laatste maanden van 1997 ontdekten archeologen in Somerset Engelands grootste en meest complexe prehistorische tempel tot nu toe, twee keer de grootte van Stonehenge en misschien enkele honderden jaren ouder. In Ierland is een van Europa’s mooiste ‘doorgangsgraven’ in Newgrange. Men denkt dat het bouwen ervan al in 3100 v.Chr. is begonnen. Boven de ingangspassage is een doosvormige opening die op een lijn ligt met de opkomende zon tijdens het wintersolstitium. Op deze dag raken de zonnestralen twintig minuten lang de grond in het centrum van het graf – een kruisvormige kamer in de heuvel van 6,5 bij 5,1 meter. Wereldwijd kunnen voorbeelden van piramiden, tempels, medicijnwielen, formaties van stenen, en andere bouwwerken die als kosmische klokken dienen, tot een onbekend aantal worden uitgebreid.

Waarom was de mens in de oudheid zo geïnteresseerd in het in kaart brengen en optekenen van de banen van planeten en sterren, de solstitia en de eveningen en waarom treffen we zo vaak lichtspleten aan die een specifiek punt raken tijdens het winter- of zomersolstitium? De vier punten van het jaar die worden aangegeven door de solstitia en eveningen worden ook wel de heilige jaargetijden genoemd. Over de wereld verspreid zijn er mysteriescholen geweest, en zullen er altijd zijn, waar mensen leren hoe het heelal functioneert, over hun verbondenheid daarmee en over de natuurlijke toestand van mededogen, harmonie en evenwicht. Deze mysteriën kunnen in zeven fasen worden ingedeeld. De eerste drie hebben betrekking op studie, discipline, en het in praktijk brengen van wat men door studie heeft begrepen. Het kan vele levens duren voordat deze eerste drie stadia zijn doorlopen. Na deze training ondergaan zij die heel wat over de wetten van de natuur hebben geleerd en deze kennis in praktijk hebben gebracht een transformatie in hun leven. Tijdens het wintersolstitium ervaren ze bewust het proces van de dood en begrijpen dat deze eenvoudig een ruimere vorm van leven betekent. Terwijl hun lichamen worden achtergelaten alsof ze dood zijn, gaat hun bewustzijn door de processen van de dood en doorloopt het de innerlijke circulaties van de aarde en van sommige planeten tot aan de ingangspoort van de zon om daarna terug te keren. Als dit met succes wordt volbracht, brengt deze gebeurtenis een leraar voort die het bewustzijn heeft ervaren achter de wetten, die hij eerder was gaan begrijpen en waaraan hij zich probeerde te houden.

Een tweede gebeurtenis in een later stadium van de mysteriën vindt ook plaats tijdens het wintersolstitium. Het gebeurt heel zelden, misschien niet vaker dan eens in de 2000 of meer jaar. Wanneer het nieuwe maan is en aarde, maan, Venus, Mercurius en de zon tijdens het wintersolstitium op één lijn staan, kan een individu door een veel verhevener ervaring gaan. Hij of zij maakt een grote rondgang door aardse en kosmische energieën, gaat daarbij het bewustzijn van de zon zelf binnen en keert door de circulaties van de kosmos terug. De hele ervaring neemt veertien dagen in beslag en, wanneer de kandidaat slaagt, ontwaakt hij als een boeddha of christus.

Het overdenken van deze reeks gebeurtenissen biedt ons de mogelijkheid om meer te begrijpen van het verhaal dat met Kerstmis wordt verteld. Individuen die deze inwijdingen volbrengen worden ‘tweemaal- geborenen’ en ‘maagdelijk geborenen’ genoemd, omdat door deze ervaring de innerlijke god tot ontwaking is gekomen en ze letterlijk opnieuw worden geboren uit hun eigen geest. Als we naar de geschenken kijken die de wijze mannen voor het kindje Jezus meenamen, zien we dat goud een symbool is voor de onvergankelijke gouden, zuivere zon, het goddelijke bewustzijn. En de wierookhars en mirre? Deze werden gebruikt voor het balsemen van de doden. Zelfs het wikkelen in doeken verwijst naar het thema van de dood: de baby wordt in een reep stof gewikkeld evenals bij mummies het geval is. Is het niet boeiend dat iemand een pasgeboren baby dingen geeft die betrekking hebben op zijn dood? Maar inwijding is een dood, de dood van het beperkte zelf. Deze geschenken zijn toepasselijk voor de symboliek van de mysteriën, want de christus wordt geboren uit de dood van het alledaagse bewustzijn van de aspirant.

Elk van ons voelt de invloed van het wintersolstitium. Soms noemen we het de druk van het jaargetijde, maar misschien zijn we ook gevoelig voor de grote kosmische krachten die in het spel zijn. Tijdens dit seizoen ondergaan we allemaal een nieuw begin, een nieuwe inwijding, wanneer de innerlijke god zich roert, ook al is het maar in geringe mate. En zonder een gevoel voor deze wonderbaarlijke inwijdingsmysteriën die in ons kerstverhaal worden beschreven, kan het een gebeurtenis worden die ver van ons afstaat – maar dat is niet het geval. Het verhaal staat dichtbij ons, en we zullen het elk jaar ervaren als de kosmische klok terugkeert tot het wintersolstitium, waarbij zelfs de ergste beproevingen en ellende de zaden van licht en overwinning in zich dragen.

maandag 27 oktober 2008

De vuren van het denken aansteken

foto: Omringd door de Olympische goden bereidt Prometheus zich voor om de eerste mens te bezielen.

De volgende tekst is overgenomen van de site van: het Theosofisch Genootschap

De vuren van het denken aansteken

Nancy Coker

Uit een lezing gehouden op 3 november 2006 in het Theosophical Library Center, Altadena, CA.

De krachtige en veelbetekenende uitdrukking ‘de vuren van het denken aansteken’ verwijst in de theosofie naar het ontwaken dat bij alle wezens plaatsvindt wanneer ze zich ontwikkelen en hun denken steeds meer verlicht wordt. Het betekent dat het denken het vermogen heeft om tot een groot vuur op te laaien, en van een letterlijk begrip van de oppervlakkige aspecten van het leven zich ontwikkelt tot het onderscheiden van meer diepzinnige beginselen.

Maar wat is het denken? De mythe die de postmoderne cultuur zichzelf voorhoudt is dat het denken en het zelfreflecterende bewustzijn functies van de hersenen zijn die door een proces van natuurlijke selectie uit materie zijn geëvolueerd. Het verhaal van de theosofie is dat het menselijke denken een functie van de geest is, een straal van het goddelijke denken. William Q. Judge zegt het zo: ‘Het manasische, of denkbeginsel, is kosmisch en universeel. Het is de voortbrenger van alle vormen, en de basis van alle wetmatigheid in de natuur.’1 Met andere woorden, het hebben van hersenen is niet hetzelfde als het hebben van een denkvermogen.

Het is moeilijk om ons het denken of bewustzijn voor te stellen, maar we kunnen gemakkelijk beelden van vuur oproepen: de vuren van verwoesting, van opoffering en zuivering, van verlangens, lusten en creativiteit. De Olympische toorts die omhoog wordt gehouden, kan ons eraan herinneren om in vrede en harmonie samen te werken maar symboliseert ook de eeuwige vlam in ieder van ons. Vanuit theosofisch gezichtspunt hebben we vele aardse en hemelse sintels van deze eeuwige vlam in ons: niet alleen die van creativiteit en hartstocht, maar ook van goddelijke wijsheid. In De Stem van de Stilte verwijst H.P. Blavatsky naar een ‘gouden vuur, de vlam van prajña [wijsheid] die van atman [onze innerlijke god] uitstraalt.’ Deze vonk van wijsheid verlicht niet alleen ons wezen maar maakt het volgens een hindoeïstische bron mogelijk dat ‘atman zich bewust wordt van wat hij is, en dus in deze toestand te verblijven zoals in een droomloze slaap’.2 Dit betekent dat het vermogen om ons zelf te kennen, om zelfbespiegelend te zijn, een vermogen is van het meest etherische, goddelijke gebied dat we ons kunnen voorstellen – dat deze heel belangrijke menselijke eigenschap, zelfbewustzijn, ingeworteld is in de goddelijke natuur.

Wij zijn de kinderen van dit ‘gouden vuur’, maar voelen ons te vaak ervan losgemaakt en hebben hulp nodig om het in ons leven te verwezenlijken, het te koesteren tot het op dit stoffelijke gebied wordt geboren. Heeft u ooit een ervaring gehad die u niet onder woorden kon brengen, of een idee dat u niet voldoende duidelijk kon maken? Het is alsof er een kloof tussen het gebied van het denken en het fysieke gebied ligt die soms heel moeilijk is te overbruggen. Mythen van over de hele wereld vertellen over een kinderlijke mensheid die deze twee gebieden niet met elkaar kon verbinden, behalve in de meest elementaire zin, en dus werd er hulp geboden, vaak gesymboliseerd als een geschenk van vuur; we vinden deze verhalen in de beide Amerika’s, Polynesië, Nieuw-Guinea, China en Afrika. Zij die geloven dat deze verslagen alleen gaan over de ontdekking van fysiek vuur, worden door Blair Moffet gewezen op het volgende:

Voor de traditionele volkeren zijn licht, vuur en zon woorden die altijd een dubbele betekenis hadden. Hoewel ze beslist staan voor de fysieke dingen die worden genoemd, vertegenwoordigen ze ook – en dat is veel belangrijker – de spirituele werkelijkheid erachter. Vuur is de verlichting van het bewustzijn of rechtstreekse kennis. . . . De zon verwijst naar de geest van de zon: de bron van het leven en licht en vuur van kennis in ons stelsel. Sunrise, feb. 1980, blz. 52

In zulke verhalen worden de goden vaak door een list ertoe verleid het vuur van het denken aan de mensheid te geven. De verleider-held kan een volwassene of een kind zijn, een konijn, coyote, raaf, spin, of zelfs een god. In Griekenland stal de titan Prometheus het vuur van de goden om aan de mensheid te geven, en in de Oud-Noorse Edda wekt de zonnegod de menselijke intelligentie in drie progressieve stadia. In Genesis wordt het licht van het denken gewekt door een slang, later vereenzelvigd met Lucifer, letterlijk de ‘lichtbrenger’.

Met het ontwaken van het denken wordt veel gewonnen, maar de onschuld gaat verloren samen met wat eens een eenvoudige communicatie met de natuur was – en we worden verbannen uit een paradijs waarvan we ons nooit volledig bewust zijn geweest. Mensen betreuren deze verloren onschuld vaak, maar hoewel het voor jonge kinderen en misschien zelfs voor de kinderlijke mensheid goed is om onschuldig en onwetend te zijn, is dit niet goed en zelfs gevaarlijk voor volwassenen. We kennen allemaal het verhaal van Adam en Eva die vruchten eten van de boom van kennis van goed en kwaad en uit hun kinderlijke droomtoestand ontwaken. Wat ik boeiend vind is dat dit geen eenmalige gebeurtenis was: we vallen voortdurend weer in slaap, gaan op cruisecontrol door het leven, en moeten uit onze droomtijd worden geschud – misschien is dat de werkelijke waarde van elke dag een appel eten!

We kunnen onszelf afvragen: Slapen we wanneer we wakker zouden moeten zijn? En als dit zo is, wat kunnen we daaraan doen? G. de Purucker vertelt ons:

Hoe meer u zich met uw eigen innerlijke god verbindt, met de bron van het goddelijke dat voortdurend door uw eigen innerlijke wezen stroomt, des te meer zal uw bewustzijn groeien en in kracht en omvang toenemen, zodat enerzijds die innerlijke groei gepaard gaat met een zich uitbreidende visie, en anderzijds met een zich uitbreidend bewustzijn dat die visie kan interpreteren. – Levensvragen, blz. 16

Onze ruimere visie brengt ook de verantwoordelijkheid met zich mee om met anderen te delen wat we begrijpen. Als we ons verdiepen in de vele betekenissen van mythen en verhalen, beginnen we ons ervan bewust te worden dat we erin meespelen. Op een bepaald moment spelen we allemaal de rol van Lucifer of Prometheus. Wanneer we ons ontwikkelen van onwetendheid naar kennis, worden we verlicht en dan kunnen we dat licht met anderen delen. We zijn ons ervan bewust dat deze vonk oplaait telkens wanneer we plotseling iets belangrijks begrijpen dat ons steeds was ontgaan. Korte tijd gaf ik les in lezen en schrijven aan een volwassene die bij me in de buurt woonde. Op de dag dat ze leerde dat letters voorspelbare klanken hebben en dat ze woorden kan leren kennen op dezelfde manier als een puzzel wordt opgelost, straalde ze. En dus gaf ik haar een nieuw woord om uit te spellen: drie lettertjes, K-A-T. Keer op keer herhaalde ze de klanken, eerst in haar hoofd, daarna hardop. Zeg ze vlugger, moedigde ik haar aan, en plotseling werd K-A-T kat. Er ligt een enorme kloof tussen K-A-T en kat, en mijn vriendin bracht haar hele leven aan de andere kant van die kloof door, tot ze een paar aanwijzingen kreeg. Ik kon geen kat voor haar maken uit k-a-t, dat moest zij doen; ik kon alleen het vuur van mijn denken dichtbij het hare houden.

Het denken van de mens is in zijn laagste of minst volgroeide aspect zelfbespiegelend maar afhankelijk van de fysieke zintuigen. Dit aapachtige denken verkrijgt informatie via de ogen en oren en doet daar iets mee: het zet dingen naast elkaar en vergelijkt ze en stelt voorkeuren vast. Het herhaalt de informatie keer op keer voor zichzelf. Dit lagere denken begrijpt feiten en details, het telt, brengt dingen in kaart, maakt lijstjes, en denkt rechtlijnig en ordelijk. Denk er eens aan hoezeer kinderen aandacht hebben voor het kleinste, meest onbeduidende detail. Dit komt voor een deel door hun onvolgroeide vermogen om te generaliseren of symbolisch en abstract te denken. Het is heel moeilijk om met een vijfjarige over abstracties zoals rechtvaardigheid of schoonheid te praten (maar tegen de tijd dat ze twaalf zijn, lezen ze ons graag de les over het onderwerp rechtvaardigheid!). Naarmate het denken volwassener wordt, leert het te redeneren en logisch te denken – maar dit betreft in hoofdzaak nog steeds het bewerken van zintuiglijke informatie. De rede en logica, die vaak worden gezien als het toppunt van de menselijke ontwikkeling, zijn een belangrijke prestatie in onze evolutionaire vooruitgang, maar ze kunnen koude, mechanische en levenloze processen zijn.

En zo komen we bij een andere kloof. De geest drukt zichzelf uit door het hogere denken, en indien er geen brug naar deze hogere delen is, indien het denken gefascineerd is door het felle neonlicht van de buitenwereld, dan dringt het innerlijke licht-vuur van de geest alleen tot onze natuur door via rook en dampen. Afgezonderd van onze spirituele bron, voelen we ons dan verbannen, geïsoleerd, en ongeïnspireerd. Om in spiritueel opzicht te groeien, moeten we het aanmaakhout van het lagere denken opofferen aan de vlammen van de geest en het hogere denken, onze zetel van mededogen, universele beginselen, intuïtief bewustzijn, hoger bewustzijn en begrip. Het hogere denken heeft vele geschenken voor ons.

Maar wat doen we met onze geschenken? Door het ontwaken van het denken kunnen we nieuwe mogelijkheden ontdekken om te redeneren en logisch na te denken, en ook om onze verbeelding te laten werken, om ons een andere toekomst voor te stellen. Ons evoluerende wezen heeft een kleine eeuwigheid doorgebracht met instinctief en automatisch handelen om uiteindelijk uit te groeien tot een wezen dat creatief kan denken en onafhankelijke keuzes kan maken – en wat zien we? We realiseren ons dat we voor het grootste deel egocentrisch zijn en gewoonlijk in beslag worden genomen door triviale zaken. Wat een ontwaking. Judge lichtte het op deze manier toe:

Zelfbewustzijn, dat vanaf het dierlijke gebied omhoog gezien het begin van volmaking is, is vanaf het goddelijke gebied omlaag gezien de volmaking van zelfzucht en de vloek van afgescheidenheid. Het is de ‘wereld van illusie’ die de mens voor zichzelf heeft gemaakt. . . . De ‘eeuwige pelgrim’ moet daarom hoger opklimmen, en vluchten uit het gebied van zelfbewustzijn dat hij eerder met veel moeite had bereikt. – Op.cit. 1:197-8

Dit is dus de paradox: het is noodzakelijk dat de delen van onze natuur die op de automatische piloot staan (in wezen slapen) opmerkzaam en zelfbewust worden. Dit is een wonderbaarlijke gebeurtenis, maar het is ook het begin van morele zelfzucht omdat het ons in de gelegenheid stelt om onszelf als gescheiden van het geheel te zien, als afzonderlijke individuen met wensen en verlangens die misschien ingaan tegen wat voor ons of voor andere levensvormen goed is. Dit egoïstische verdiept zijn in zichzelf is eenvoudig een stadium in onze evolutie, een tijdelijk nadeel met een belangrijk voordeel. Het is eenvoudig een stadium van onze zich steeds ontvouwende innerlijke natuur.

De wereld waarin we leven, bewust of onbewust, is voornamelijk door onszelf geschapen. Voortdurend wijzigen we het centrum van ons bewustzijn, van buiten naar binnen, van mentaal naar emotioneel naar fysiek. ’s Ochtends ontwaken we van de ene soort werkelijkheid in een andere. Gedurende de dag kunnen we zo in beslag worden genomen door de oppervlakkige werkelijkheid van ons leven dat ons hele wezen opgaat in het dagelijkse toneelstuk zonder over dingen na te denken. Dus het beeld van het aansteken van de vuren van het denken en het ontwaken ervan gaat niet alleen over fantasierijke verhalen van de kinderlijke mensheid of hoe we iedere dag ontwaken, maar ook over hoe we elke dag honderden keren moeten oefenen om te ontwaken.

Evenals een vlam voortdurend in beweging is, zijn alle samenstellende delen van ons wezen voortdurend in ontwikkeling. We zijn een interactief veld van krachten; we zijn als rivieren van bewustzijn waarbij ieder aspect van ons wezen voortdurend stroomt. We kunnen ons ons lichaam voorstellen als een dynamisch energieveld dat we tot op zekere hoogte met ons denken besturen. Soms zijn we ons hiervan bewust, maar meestal niet. Het spirituele pad gaat over een steeds toenemende bewustheid. Emerson, een man van wie het denken beslist in vuur en vlam stond, zei het op deze manier in ‘De geleerde’: ‘Want zoals de hardste stenen zijn opgebouwd uit onzichtbare gassen, zoals de wereld is opgebouwd uit verdicht licht en tot stilstand gebrachte elektriciteit, zo weten we dat ideeën de oorsprong van mensen en dingen zijn.’ En zoals het denken zowel een hoger of innerlijk aspect als een uiterlijk of bekend aspect heeft, zo wordt ook van vuur gedacht dat het zowel een verborgen als een bekend aspect heeft, waarvan we leren ons laag voor laag bewust te worden.

We slapen tot we wakker worden, maar zelfs dan zijn we niet klaar met wakker worden. Wat kunnen we doen? Misschien elkaar helpen om wakker te worden – door de pit van ons bewustzijn dichtbij iemand te houden wanneer die zijn best doet om dieper te kijken, maken we het licht voor ons beiden meer dan twee keer zo sterk. Als we ons openstellen voor het licht van het gezichtspunt van een ander, worden we beiden verwarmd. Door de hele geschiedenis heen zijn er mensen geweest die de ware aard van bewustzijn hebben ervaren en gekend. De pit van ons denken vaak en lang genoeg dichtbij hun vlam te houden, kan ons helpen om een besef te krijgen van hoe het voor mensen is wanneer hun denken vlam vat, zelfs al is het maar een beetje. We leven voor die zeldzame momenten wanneer, zoals Emerson in ‘De overziel’ zegt, ‘deze diepe kracht waarin we bestaan, waarvan de gelukzaligheid voor iedereen volledig toegankelijk is, op ieder moment niet alleen onafhankelijk en volmaakt is, maar wanneer het waarnemen en het waargenomene, de ziener en het schouwspel, het subject en object, één zijn.’

Ons denken is een vonk van het goddelijke vuur – hopelijk wordt iedereen een steekvlam.

Noten

  1. ‘The Synthesis of Occult Science’, Echoes of the Orient 1:197.
  2. http://en.mimi.hu/esoteric/prajna.html.

Het Pad (poster)

Reginald Machell

Dit schilderij symboliseert de weg die de menselijke ziel moet gaan om tot volledig geestelijk zelfbewustzijn te komen en bevat belangrijke levenslessen.

Mensen met verschillende achtergronden proberen het licht van het heiligdom te benaderen. Zij die de juiste motivatie hebben, slagen, anderen krijgen een nieuwe kans. ‘Het pad is één voor allen, de middelen om het doel te bereiken moeten per pelgrim verschillen.’

Een vierkleurenreproductie (43,0 x 53,5 cm) van dit schilderij is als poster verkrijgbaar, en wordt geleverd in een koker met een uitgebreide toelichting van de schilder.

€ 11,50 (Alleen verkrijgbaar bij TUPA)



Toelichting van de schilder

Het Pad is de weg die de menselijke ziel moet gaan in haar evolutie naar een volledig geestelijk zelfbewustzijn. De hoogste toestand wordt in dit werk aangeduid door de grote figuur van wie het hoofd in de bovenste driehoek opgaat in de stralenkrans van de zon daarboven, terwijl zijn voeten zich in de onderste driehoek bevinden in de wateren van de ruimte, die geest en stof symboliseren. Zijn vleugels die het middengedeelte vullen, stellen de beweging of het pulseren van het kosmische leven voor, terwijl binnen de achthoek de verschillende gebieden van bewustzijn worden uitgebeeld waardoorheen de mensheid moet opstijgen om het volmaakte mens-zijn te bereiken.

Bovenaan staat een gevleugelde Isis, de moeder of overziel; door haar vleugels wordt het gelaat van de Allerhoogste afgeschermd voor degenen die lager staan. Vaag zichtbaar is een kring van hemelse figuren die vreugdevol de overwinning vieren van een nieuwe ingewijde, iemand die het hart van de Allerhoogste heeft bereikt. Vanaf dat punt ziet hij met mededogen om naar allen die beneden nog ronddwalen en keert terug om hen te helpen als een verlosser. Onder hem is de rode kring van bewakers die degenen die het ‘wachtwoord’ niet kennen neerslaan; dit wachtwoord wordt gesymboliseerd door de witte vlam boven het hoofd van de gelouterde aspirant. Twee kinderen die de zuiverheid voorstellen, lopen ongehinderd verder omhoog. In het midden van het beeld staat een krijger die de draak van de illusie, de draak van het lagere zelf, heeft verslagen, en die nu gereed is de kloof over te steken door het lichaam van de draak te gebruiken als brug (want we gaan omhoog langs treden die bestaan uit overwonnen zwakheden, de verslagen draak van de lagere natuur).

Aan één kant klimmen twee vrouwen; de ene wordt geholpen door de andere die een wit gewaad draagt en bij wie de vlam helder brandt terwijl ze haar zwakkere zuster helpt. Dichtbij hen komt een man omhoog uit de duisternis; geldbuidels hangen aan zijn gordel maar er brandt geen vlam boven zijn hoofd, en de speer van een bewaker van het vuur zweeft al boven hem, klaar om de onwaardige te treffen in zijn uur van triomf. Niet ver daarvandaan bevindt zich een bard; zijn vlam wordt versluierd door een rode wolk (hartstocht) en hij ligt languit, getroffen door een speer van een bewaker; maar terwijl hij daar ligt te sterven, bereikt hem een straal uit het hart van de Allerhoogste als een belofte van een toekomstige zege in een volgend leven.

Aan de andere kant staat een beoefenaar van magie die het licht volgt van een kroon (eerzucht), omhooggehouden door een zwevende figuur die hem naar de rand van een afgrond heeft geleid waarover voor hem geen brug is; hij houdt zijn rituelenboek in de hand en meent dat het licht van de verblindende kroon van de Allerhoogste afkomstig is, maar de diepte wacht op haar slachtoffer. Naast hem valt zijn trouwe volgelinge neer zonder dat hij dit merkt, maar een straal uit het hart van de Allerhoogste valt ook op haar, als beloning voor onzelfzuchtige toewijding, zelfs aan een slechte zaak.

Nog lager in de onderwereld staat een kind onder de vleugels van de pleegmoeder (de stoffelijke natuur) en ontvangt de wapenrusting van een ridder, symbolen van de kracht van de ziel, het zwaard van de macht, de speer van de wil, de helm van kennis en de maliënkolder waarvan de schakels bestaan uit ervaringen in het verleden.

In een oud boek staat te lezen ‘Het Pad is één voor allen, de middelen om het doel te bereiken moeten per pelgrim verschillen.’ – R. W. M.

[Een houten schijf, links onderaan bevestigd, bevat als inscriptie het volgende vers:]

Indien u wijsheid wilt verwerven,
Wees sterk, wees moedig, wees barmhartig.
Maar wanneer u deze heeft bereikt,
Laat dan mededogen spreken.
Geef het doel op,
Keer terug naar de aarde
Als redder van de mensheid.

Reginald Willoughby Machell (1854-1927) werd in 1893 aangenomen als lid van de Royal Society of British Artists, na in de Royal Academy te hebben geëxposeerd. Hij ontmoette H.P. Blavatsky en werd in 1888 lid van The Theosophical Society, waarna zijn schilderijen de mystieke en symbolische thema’s begonnen te weerspiegelen die door de theosofie worden geïnspireerd. In 1900 werd hij staflid van het internationale hoofdkwartier van de Society dat zich toen in Point Loma, Californië, bevond, waar hij zijn aanzienlijke talenten op het gebied van de beeldende kunst, de toneelkunst en de literatuur tot aan zijn dood volledig inzette.


© Theosophical University Press Agency (TUPA)
Daal en Bergselaan 68, 2565 AG Den Haag, 070-3231776

dinsdag 7 oktober 2008

Spiritualiteit en drugs


Spiritualiteit en drugs

Grace F. Knoche

Overgenomen van: de site van het Theosofisch Genootschap http://www.theosofie.net/

Overgenomen uit: Verslag van de rondreis door Europa en Afrika



Vr.: Zou u iets willen zeggen over de jeugd van tegenwoordig, die zich niet aan de gevestigde orde kan aanpassen en wegen is ingeslagen die we niet erg positief vinden, zoals die van de drugs. Het is duidelijk dat ze iets anders willen; ze willen de kant op van de mystiek; iets dat buiten de kerk staat. Ze willen ook buitenzintuiglijke ervaringen. Wilt u hierover iets zeggen?

GFK: Sinds de bibliotheek van ons hoofdkwartier voor het publiek werd opengesteld, hebben allerlei jonge mannen en vrouwen ons bezocht; sommigen komen regelmatig naar onze discussieavonden, en anderen op de middagen en avonden als de bibliotheek open is. In bijna alle gevallen voel je dat men oprecht aan het zoeken is, en er een diepgevoelde behoefte bestaat om een antwoord te vinden dat boven de uiterlijke vorm van de presentaties uitgaat. Enkelen onder hen die drugs gebruiken hebben grote moeilijkheden met zichzelf, en we maken het hun duidelijk dat ze naar onze mening geen verstandige weg volgen. We leggen hun uit dat iets dat tot verzwakking van de wil leidt, of dat in spiritueel of mentaal opzicht voor hen als een kruk wordt om op te steunen, op de lange duur niet goed kan zijn. In feite komen er maar enkelen die nog steeds drugs gebruiken; gewoonlijk komen ze nadat ze de drang hebben gevoeld die manier van leven vaarwel te zeggen, en dan is het tijd hun de hand te reiken, omdat er in hen al iets is ontwaakt dat hun ertoe aanzet een positievere weg te volgen. Ze hebben hulp nodig want als ze met drugs beginnen, komt dat gewoonlijk omdat ze teleurgesteld zijn en een uitweg zoeken.

Dan zijn er anderen die helemaal geen drugs gebruiken, maar zich bezighouden met yoga, of die denken dat ze met de een of andere mandala moeten mediteren om hun ‘ogenblikken van helder inzicht’ te ontvangen. We helpen hen, als we kunnen, zichzelf te begrijpen; we zeggen hun niet dat ze op de verkeerde weg zijn. Misschien moeten ze die weg wel gaan, tot ze inzien dat ze geen kruk nodig hebben. Dit betekent niet dat ik kritiek heb op alle vormen van yoga; ieder mens moet doen wat goed voor hem is. Als ze gaan inzien dat ze voor zichzelf verantwoordelijk zijn en dat geen god in de hemel zal neerdalen om hen uit de ellende te halen, maar dat ze zelf daaruit moeten zien te komen door hun eigen zelf uitgedachte pogingen, dan beginnen ze moed te vatten.

Vr.: U zegt dat jonge mensen drugs gebruiken omdat ze de werkelijkheid willen ontvluchten, maar iedereen heeft wel iets waaraan hij verslaafd is. Theosofie en yoga verschillen niet zo heel veel van drugs, want ook met yoga kan je schitterende ervaringen hebben. Toch wordt drugsgebruik beschouwd als verslaving. Maar is niet iedereen ergens aan verslaafd, zelfs aan de televisie?

GFK: Deze jongeman heeft gelijk, want in onze huidige samenleving bestaat een grote neiging om de werkelijkheid te ontvluchten, en velen van ons kijken inderdaad televisie wanneer we erg moe zijn; we drukken op de knop en hopen om een paar uur alles te ontvluchten en te kunnen ontspannen – door de matige programma’s lukt dat jammer genoeg niet vaak. Dat doet echter niets af aan zijn argument. Alcohol is een van de ergste vormen van vluchten, en veel jonge mensen keuren het overmatige gebruik ervan door de oudere generatie ten sterkste af; en zij hebben gelijk om dit als een schadelijke vorm van vluchten te beschouwen. En er zijn nog andere vormen van vluchten – mentale en emotionele.

Waarom keren we ons zo heftig tegen drugs, bijv. tegen het gebruik van hasjiesj of marihuana, en vooral tegen heroïne en andere hard drugs? Misschien omdat zij een drastischer effect hebben, en men in het spectrum van deze generatie een hele lijn kan waarnemen die door deze verslaving is aangetast. Sommigen hebben sterkere constituties en reageren niet zo heftig; anderen, die misschien een wat gevoeliger gestel hebben, worden sterk uit hun evenwicht gebracht door het gebruik van LSD, enz. Ik ben er zeker van dat velen van u er persoonlijk wel eens mee te maken hebben gehad, hetzij in het gezin van de buren of misschien wel in uw eigen familie, en dus van nabij de bedroevende en verlammende uitwerking van dat gebruik hebben leren kennen. Het is een van de verpletterendste ervaringen voor een vader en moeder om te zien hoe een veelbelovend kind zich vernietigt door dit soort verslaving.

U spreekt over ‘schitterende ervaringen’ die men kan hebben door yoga of het gebruik van drugs – dat is mogelijk. Aldous Huxley was door zijn vroege experimenten met mescaline een van de figuren die het meest verantwoordelijk waren voor het verspreiden van dit denkbeeld. Terwijl hijzelf een afgepaste hoeveelheid gebruikte om mee te experimenteren met de bedoeling een bepaalde bovenzinnelijke ervaring op te roepen, liet hij na om met voldoende kracht op de gevaren te wijzen van een onmatig gebruik van zulke drugs. Als LSD ongecontroleerd wordt gebruikt, leidt het geleidelijk tot verzwakking van de wil; bovendien brengt het de gebruiker ertoe te geloven dat men verlichting kan bereiken zonder dat men zichzelf beheerst.

Laten we in de eerste plaats goed begrijpen dat werkelijke spirituele vaardigheden ons niet kunnen worden geschonken, ze moeten worden verworven. Een drug of hallucinatie verwekkend extract kan bepaalde paranormale waarnemingen bevorderen, en misschien krijgt men een indruk van ‘éénzijn met het universum’ en een gevoel dat alles mooi is. Als men heeft weten te ontkomen aan de soort ‘trip’ die rampzalige gevolgen heeft, mag men zich gelukkig prijzen. Te veel mensen konden dat niet en raakten daardoor volkomen in de war, omdat inderdaad bepaalde centra in het centrale zenuwstelsel, in het astrale lichaam en in de psychische natuur, tot grotere activiteit worden geprikkeld; de gebruikers hebben onbewust de sluier tussen de innerlijke en de fysieke werelden opzijgeschoven.

Onze aarde wordt omringd door een astrale atmosfeer, door een aura die vele gebieden en eigenschappen omvat – van het allerlaagste van het astrale licht dat omlaag voert naar het slijk, tot het allerhoogste dat opgaat in de ākāśische gebieden. Hopelijk zal de vraagsteller niet op een dag ervaren dat bepaalde elementen van dat astrale licht, die bepaald verschrikkelijk zijn, zich in zijn ziel nestelen. Ik zou niemand willen aanmoedigen die deuren tussen het psychische en het fysieke open te zetten. Het astrale licht dat deze aarde omgeeft is de opslagplaats van de gedachten en emoties van de mensheid, en die zijn niet allemaal even verheven, zodat heel vaak, als deze deur voortijdig wordt geopend, deze laagste en meest onterende gedachte-impulsen worden geactiveerd en soms naar binnen stormen en bezit van ons nemen. Daarom zijn sommigen die zich aan overmatig drugsgebruik hebben overgegeven, schizofreen geworden, omdat iets dat vreemd is aan hun eigen wezen enige tijd bezit van hen heeft genomen. Dit is een gevaarlijke weg.

Ik kan hieraan toevoegen dat sommige mensen geloven dat in vroeger tijden in Centraal-Amerika binnen de tempelmuren bijvoorbeeld peyote werd gebruikt. Als dat zo was, denk ik dat dit alleen gebeurde nadat men een bepaald onderricht en een bepaalde training had ontvangen. Bovendien geloof ik niet dat het op zo’n manier werd gebruikt toen hun tempels in spiritueel opzicht hun bloeiperiode doormaakten, want toen had men zulke drugs of kunstmatige opwekkende middelen niet nodig. Maar naarmate de tempelmysteriën hun zuiverheid verloren, werden er waarschijnlijk bepaalde stoffen gebruikt om de psychische centra te activeren. Helaas wordt dit soort kennis schadelijk als ze eenmaal in het bezit van de massa is gekomen. Onvermijdelijk is dit het begin van het verval, want een heel volk kan niet op die wijze blijven ‘vluchten’ en toch verwachten de kracht en stabiliteit van dat volk te handhaven. Daarom spreken we ons uit tegen het op grote schaal gebruiken van marihuana en drugs.

Als we spirituele visioenen willen hebben, kunnen we een veel veiliger weg bewandelen. Wat is eigenlijk de zin van het krijgen van spirituele visioenen? Dat we meer in een toestand van extase kunnen leven? Dat kan een heel egoïstisch motief zijn. Volgens mij kan de langzame ontwikkeling van innerlijke eigenschappen, van eerlijkheid, van onzelfzuchtigheid, van hoge morele kracht de prachtigste visioenen ter wereld geven. Te voelen dat deze hele mensenfamilie – gedragen op de kosmische wind van het lot – past in een kosmisch plan, en dat wat er op de sterren gebeurt deel uitmaakt van wat er in onze eigen innerlijke god gebeurt, en dat het patroon van het atoom en de kern met zijn elektronen een onderdeel is van ons eigen menselijke patroon – dit is een visioen dat ons hoop en kracht geeft en de absolute overtuiging dat niets de menselijke wil ervan kan weerhouden het doel te bereiken. Alleen al het feit dat wij geen atomen meer zijn maar mensen, begiftigd met mānasaputrische [verstandelijke] krachten, en met het vermogen om te denken en te voelen en ons lot te kiezen, is voldoende bewijs voor de onverwoestbaarheid van de menselijke geest.

Diegenen onder u die de komende tientallen jaren zullen leven, staan geweldige mogelijkheden te wachten. Wat er ook gebeurt, zoek uw eigen innerlijke kracht, leun op niemand, want als het eropaan komt, en u voor de meest kritieke ervaringen van uw leven komt te staan, kunt u geen hulp vanbuiten verwachten, maar u zult ongetwijfeld hulp van onschatbare waarde ontvangen vanuit uw eigen innerlijke zelf.

Dat zal uw bijdrage zijn aan de komende eeuw.


*****



maandag 6 oktober 2008

Het Goddelijke Licht

Katherine Tingley 1920


Het Goddelijke Licht

Bron: Het pad van de mysticus van Katherine Tingley

De mysticus is iemand die steeds in het bewustzijn van zijn goddelijke natuur leeft. Hij voelt intuïtief het goddelijk leven in alle dingen. Hij ziet achter het uiterlijke, dat van voorbijgaande en vergankelijke aard is.

Hij, in wie de ziel steeds werkzaam is, hem steeds aanspoort tot mededogen in denken en handelen hij is de ware mysticus.

Het pad van de mysticus is in zekere zin een verborgen pad, en een stil en wonderlijk pad. Toch is het toegankelijk voor alle mensen, en het is zo eenvoudig en nabij, dat velen die het willen betreden, er zich toch van afwenden, in de mening dat het iets anders is.

Als de leerling de grondwaarheden van de theosofie aanvaardt, en probeert daarnaar te leven, zal iedere bladzijde en iedere regel van de Geheime Leer hem iets te zeggen hebben. Maar boekenstudie alleen zal weinig baten; er is iets meer nodig: het volledig begrijpen van de leringen is pas mogelijk als het leven in overeenstemming wordt gebracht met die leringen. De ware leer is geheim en verborgen; niet door de leraar, maar door de aard van de leringen zelf, en om haar te verwerven, moet de leerling binnengaan door de enige deur die toegang verschaft: het leven te leiden.

Hij, die ernaar streeft zijn leven daarmee in overeenstemming te brengen, zal ontdekken dat hij meer is dan een kortstondige vonk van het Zijn; hij zal gaan beseffen dat hij inderdaad deel heeft aan een onsterfelijk drama, dat miljoenen jaren geleden begon en dat zich voortzet langs hoogten en diepten die de stoutste dromen van dichterlijke verbeelding overtreffen. Maar hij moet ook leren dat het doel niet zonder inspanning kan worden bereikt, dat het van hemzelf afhangt of hij bewust deel heeft aan de schitterende toekomst die het menselijk ras wacht, en dat bewuste medewerking aan de verheffing van het ras van essentieel belang is.

Succes wordt niet zonder inspanning verkregen, zonder langdurige en vaak herhaalde inspanning, maar de intensiteit en noodzakelijkheid van de strijd, het verlangen om zich in te spannen, tonen aan dat er in het hart al een levende kracht is, die om een krachtige en onwankelbare houding van dienen vraagt en die dat zal belonen op een wijze die alle begrip te boven gaat. “Vooruitgang,”zei H.P.Blavatsky, “wordt stap voor stap gemaakt, en iedere stap voorwaarts is de vrucht van heldhaftig streven”. Overwonnen hartstochten kunnen zich niet meer omkeren om U te verscheuren, evenmin als verslagen tijgers. Wees daarom vol goede moed en wanhoop niet. Probeer elke morgen bij het ontwaken die dag te leven in harmonie met het Hoger Zelf. ‘Beproef’is de strijdleus die door de Leraren aan elke leerling werd geleerd. Er wordt niets anders van U verwacht. Hij, die zijn best doet, doet alles wat kan worden verlangd.”

De moeilijkheid was en is dat de leerling, die moet kiezen tussen plicht en begeerte, steeds voor twee wegen staat. Hij kan de ijderlheid der ijdelheden najagen, of het mysterie der mysteriën zoeken.

De verkeerde weg wordt ten onrechte de gemakkelijke weg genoemd. In werkelijkheid is het de moeilijke weg. Het pad van zelfoverwinning is de gemakkelijke weg, als we het slechts zo goed mogelijk volgen en zoals het behoort. Er zijn vele manieren om het zogenaamde gemakkelijke pad te volgen, want verleidingen zijn overal. Maar hij die bereid is de weg te volgen die naar het licht voert, de weg die de mens, bewust van zijn goddelijkheid, in staat stelt juist te denken, in het licht te leven en zijn idealen te volgen, ongeacht de mening, van anderen – hij één op de tien miljoen.

Er liggen nieuwe kansen voor ons, er worden nieuwe eisen gesteld, want het is een nieuwe tijd. Open daarom de deuren van Uw natuur, en laat de krachten binnen die buiten wachten. De geest van liefde klopt, en er wachten U kansen, groter dan U hebt kunnen dromen.

Zodra w e onze gedachten afstemmen op de hoge beginselen van dienen en broederschap, opent zich ons hart, wordt ons denken helder, en zal het nieuwe Licht waarnaar wij verlangen, doorbreken.

Als zij, die zich soms in een zee van vragen en verwarring bevinden, slechts hun toevlucht wilden nemen tot de hulpbronnen van de ziel, welk een kracht en vrede zou dan hun eel worden! In zeker opzicht is de ziel een vreemde voor ons, en toch is zij werkelijk een rijke bron, en als wij ons in ons denken en streven laten leiden door zuivere en hoge motieven, heeft zij altijd de middelen bij de hand om ons te dienen.

Een nieuwe energie maakt zich vrij uit het centrum van het leven. Deze stroom van kracht, want dat is zij, wordt eerst ervaren als een machtige Niagara, die met zo’n snelheid voort stroomt, dat zij alles dreigt te verzwelgen; maar als zij een climax nadert, verspreidt zij zich in alle richtingen; haar stromen circuleren over de gehele aarde, en haar invloed doordringt alles. Niets kan in rust blijven; alles wordt voortgestuwd door de grote zonne-energie, die nu is vrijgemaakt. Men moet ervoor zorgen dat zij niet in verkeerde banen wordt geleid, en alle persoonlijke belemmeringen moeten uit de weg worden geruimd voor zij tot stof worden vermalen. Deze kracht is overal werkzaam; de goden zijn haar dienaren. Het is niet nodig zich in de bossen terug te trekken voor de bezieling die zij schenkt, want waar de noden van de mensheid get grootst zijn, kan de aanwezigheid van de helpers het sterkst worden gevoeld.

We hebben heden meer geloof en vertrouwen nodig en dan zullen wij in omstandigheden verkeren waarin alles mogelijk is; waarin alles wat wij aanraken zal opbloeien en vreugde en blijdschap aan anderen zal schenken. Daar wij zelf onbeperkt en rijkelijk ontvangen van dat grote en volle leven, dat alles in de universele ruimte bezielt, zullen wij graag en met een open hart geven, zodat de kracht die van ons uitgaat altijd onbelemmerd stroomt.

Velen, die een zeker punt hebben, bereikt, willen soms dat alles hun volledig wordt verklaard, zodat zij op de een of andere wijze uit deze kennis persoonlijk voordeel kunnen trekken; maar zonder de stimulans van inspanning, zonder vertrouwen, zonder leloof, is niets mogelijk. We gaan slapen in het volle vertrouwen dat we de volgende morgen zullen opstaan. We zaaien een zaad in het volle vertrouwen dat de natuur haar werk zal doen, en het zaal zal opkomen en vrucht dragen.

De grote moeilijkheid voor het menselijk ras is dat zijn leden de verbeeldingskracht waarmee zij zijn gezegend, niet op juiste waarde weten te schatten. Het is de verbeelding, als een bevrijdende kracht erken, die de juwelen van poëzie en andere kunsten voortbrengt, en het is het denken, door die kracht op de juiste wijze geleid, dat ons allen op een hoger plan zal brengen.

Ik geloof niet aan wonderen, maar ik ben van mening dat de verbeelding een wonderlijke en scheppende kracht bezit. Ik geloof dat, als we haar doen opstijgen in de wereld van geestelijk en creatief denken en daar geen angst voor hebben – zij dingen kan scheppen die inderdaad veel weg hebben van wonderen.

Maar de verbeelding is, evenals alle dingen, tweevoudig. Gericht op het lagere, is haar kracht even vernietigend als zij creatief en opbowuend is wanneer zij in hogere richting werkt.

Gebruik Uw verbeelding! U komt in aanraking met een mystieke wet, wanneer U zich in Uw verbeelding grootse dingen voorstelt, want U opent een deur naar nieuwe vermogens in Uzelf. Machtige energieën ontwaken, worden tot leven gewekt en versterkt, zowel in U als buiten U. Vorm U een beeld van Uw aspiraties. Maak een voorstelling van Uw geestelijke idealen, een beeld van het geestelijk leven zoals U weet dat het is, en draag dat beeld met U mee, dag aan dag. Koester het als een metgezel. Draag het met U mee bij het ochten-, middag- en avondmaal, en voor U het weet is er een nieuw leven geboren. Voor U het weet is het ideaal werkelijkheid geworden, en hebt U Uw plaats ingenomen als een schepper in het grote, goddelijke levensplan.

***

Angst, de grote vernietiger



Angst, de grote vernietiger

Bron: Wind van de geest – G. de Purucker

De grote vernietiger is angst voor of ongerustheid, bezorgdheid over wat mij zal overkomen. Angst werkt vernietigend omdat hij berust op egoïsme. Laten we eens nagaan of dat zo is. Als iemand zich volkomen vergeet, verdwijnt de angst, omdat hij dan niet meer denkt aan de gevolgen die hem kunnen treffen. Angst betekent de aandacht concentreren op het zelf wanneer men voor zichzelf onheil verwacht. Als men zichzelf uit het oog verliest, zichzelf vergeet, dan verdwijnt de vrees.

Vaak zegt men dat angst een bescherming is, maar dan dalleen een bescherming voor de zwakke, wiens tweede natuur is bang te zijn; het is nooit een bescherming voor de sterke. Angst heeft een zeer vernietigende invloed. Op wat? Op gemoedsrust en zelfvertrouwen. Angst ondermijnt de wil, maakt iemand vaak wreed in de omgang met anderen, werkt verlammend. Angst blokkeert de levenskrachten; doet een mens ineenkrimpen en sidderen, want als men vrees koestert, heeft men niet langer de moed, de energie, de kracht en het vermogen om verder te gaan. Toch is een bang iemand altijd in veel groter gevaar dan iemand die geen angst kent. Het is een feit dat angst gevaar aantrekt. Het veiligheidsrisico is enorm veel kleiner als men onbevreesd is. Denk eens daarover na.

Wie leeft graag in vrees voor zijn leven, in angst voor alles wat er gaat gebeuren; wie wil altijd wegsluipen, een schuilplaats invluchten, proberen omhoog te komen, maar is toch bang omhoog te gaan uit vrees te vallen? Zijn hele leven zou een voortdurende verschrikking zijn. Hoe gelukkig en blij daarentegen is iemand die liefde in zijn hart heeft en zich niet bekommert om wat hem kan overkomen; hij is sterk en beïnvloedt met zijn zelfvertrouwen anderen. Komt er ooit angst in zijn ziel, dan is dat omdat hij tijdelijk geen liefde voelt.

Vergeet uzelf en de angst verdwijnt. Kent u de koninklijke weg die ertoe leidt dat men zichzelf vergeet – dat men de gedachte aan zichzelf volkomen uit het oog verliest in het leven? Die weg houdt in: liefde voor alles, het grote en het kleine; want volmaakte liefde bant alle vrees uit. Bent u bang voor de dingen waarvan u houdt? Nooit. Die wilt u, daarnaar verlangt u, hunkert u. Leer daarom lief te hebben en angst zal verdwijnen; u wordt sterk, want liefde is een machtige kracht, die in het innerlijk van de mens is verankerd.

Waarom is liefde zo’n grote bescherming, afgezien nog van het feit dat ze vrees verdrijft? Omdat de trillingen ervan oneindig harmonieus zijn; angst betekend altijd onrustige, misvormde trillingen .Het goddelijke is volmaakte harmonie en alles wat zich daaronder bevindt kan ertoe opstijgen. Maar vrees is disharmonie, doet ons huiveren, is uitputtend en ondermijnt de levenskracht. Kijk maar naar het beeld van een dier of een mens in doodsangst. Dan zegt u tot uzelf: waar is de liefde in het hart van deze mens, die hem vrede, kracht en volkomen gemoedsrust zou schenken? Hij is die kwijt, heeft haar vergeten; als ze er was zou er geen angst zijn. En wat is deze volmaakte liefde die alle vrees uitbant? Het betekent eenvoudig dat men in dat deel van zichzelf leeft dat universeel is. Het betekent zich te verenigen met het goddelijke.

Daarin ligt vrede en volmaakte harmonie.

***