dinsdag 2 december 2008

Vrienden of vijanden in de toekomst

foto: William Quan Judge

Tekst overgenomen van het Theosofisch Genootschap: http://www.theosofie.net/index.html

Vrienden of vijanden in de toekomst

William Quan Judge

De basisleringen van de theosofie zijn van geen waarde als ze niet in het dagelijkse leven worden toegepast. In de mate waarin dit gebeurt, worden het levende waarheden, en dit is iets anders dan alleen maar een intellectuele weergave van de leer. Louter intellectueel begrip kan spirituele trots tot gevolg hebben, terwijl de levende leer iets wezenlijks wordt door de mystieke kracht van de menselijke ziel. Vele grote denkers hebben hierbij stilgestaan. Paulus schreef:
Als ik niet menslievend ben, hoewel ik in de talen van mensen en engelen spreek, dan ben ik slechts als het geluid van koper of een rinkelend cimbaal. En al bezit ik de gave om in de toekomst te kijken, en begrijp ik alle geheimen, heb ik alle kennis en heb ik zoveel geloof dat ik bergen kan verzetten, maar als ik niet menslievend ben, dan ben ik niets. En al schenk ik mijn hele bezit om de armen te voeden, en geef ik mijn lichaam om het te laten verbranden, maar niet menslievend ben, dan zal ik hiermee niets winnen. – 1 Cor. 13:1-3
De Stem van de Stilte, waarin de opvattingen van de hoogste scholen van occultisme tot uitdrukking worden gebracht, vraagt van ons om uit het zonlicht in de schaduw te treden, om zo meer plaats te maken voor anderen, en verklaart dat degenen die wij in dit leven helpen ons in een volgend leven zullen helpen.
De steunpilaren hiervoor zijn de leringen van karma en reïncarnatie. De eerste laat zien dat we moeten oogsten wat we zaaien, de tweede dat we terugkomen in het gezelschap van degenen met wie we in andere levens hebben geleefd en gewerkt. Paulus’ opvatting stemt geheel overeen met die van alle andere occultisten. Zijn hierboven gegeven woorden moeten worden gezien in het licht dat theosofie op alle soortgelijke geschriften werpt. Tegenover menslievendheid, die liefde voor onze medemens inhoudt, staan allerlei deugden en verworvenheden. Deze zijn alle van geen waarde als menslievendheid ontbreekt. Waarom? Omdat ze sterven met de dood van de mens die geen liefde kent; ze zijn van geen waarde en die persoon wordt zonder vrienden en zonder capaciteiten wedergeboren.
Dit is van het grootste belang voor de ernstige theosoof die de fout kan maken om alleen intellectuele voordelen te verwerven, maar geen menslievendheid kent. Het feit dat we nu in de theosofische beweging actief zijn, betekent dat we dat in andere levens ook zijn geweest, en in de toekomst opnieuw zullen zijn en, wat nog belangrijker is, dat zij die nu in ons midden zijn, in ons volgende leven wederom in ons gezelschap zullen incarneren.
Zullen degenen die we nu kennen, of die bestemd zijn ons te leren kennen vóór dit leven is afgelopen, onze vrienden of vijanden worden, onze helpers of tegenwerkers in het volgende leven? En wat zal dan de oorzaak zijn van hun vijandschap of vriendschap? Niet wat we tegen hen zullen zeggen of voor hen doen in dat toekomstige leven. Want niemand wordt in dit leven je vriend door tegenwoordige daden alleen. Hij was al je vriend, of jij die van hem, in een voorafgaand leven. Je huidige daden zullen alleen de oude vriendschap doen herleven, de oude verbintenis vernieuwen.
Was hij tevoren je vijand dan zal hij dit ook nu zijn, ook al help je hem nu, want deze neigingen duren altijd meer dan drie levens voort. Zij zullen ons meer en meer tot hulp worden als we de banden van vriendschap van vandaag versterken door menslievendheid. Hun neiging tot vijandschap zal in ieder leven met een derde afnemen als we nu volharden in onze vriendelijkheid, liefde en menslievendheid. En die menslievendheid is niet een geschenk uitgedrukt in geld, maar een welwillende gedachte bij iedere zwakte en iedere mislukking.
Dus onze toekomstige vrienden of vijanden zijn zij die nu en later in dit leven bij ons zijn. Als we vandaag toelaten dat we tekortschieten in onze menslievendheid tegenover degenen die nu vijandig lijken, maken we een ernstige fout en stellen hiermee de dag van verzoening nog drie levens uit. We worden geërgerd en gehinderd door zowel mensen die ons met opzet tegenstand bieden, als mensen die ons louter door hun afkerige blik of temperament en onbewuste daden irriteren en van de wijs brengen. Onze gedragslijn van zelfrechtvaardiging van onze eigen vaak maar onbeduidende persoonlijkheid, brengt ons ertoe hen te berispen, te bekritiseren of aan te vallen. Het is niet juist om zo te handelen. Zouden we een blik in een volgend leven kunnen werpen, dan zouden we die mensen voor wie we nu weinig mildheid tonen kunnen zien, die de prairie van dat leven met ons oversteken en ons steeds voor de voeten lopen en altijd het licht voor ons verborgen houden. Maar als we onze huidige houding veranderen, zullen in dat toekomstige leven die vervelende mensen en partiële vijanden en tegenwerkers ons helpen en bij iedere inspanning steun geven, omdat karma hen dan misschien grotere kansen biedt dan ons, en betere capaciteiten.
Is een theosoof die hierover nadenkt zo dom om, terwijl hij de kracht heeft om zichzelf te veranderen, door te gaan met een koers die in zijn volgende leven tot een oogst van doornen leidt? We zouden moeten volharden in onze menslievendheid en goedheid ten opzichte van onze vrienden, en het is niet moeilijk hen te willen helpen. Maar voor degenen aan wie we van nature een hekel hebben en die ons nu irriteren, zouden we in het bijzonder moeite moeten doen om hen te helpen en ten opzichte van hen voorzichtig een gevoel van liefde en menslievendheid te ontwikkelen. Dit draagt bij tot onze karmische investering. Door de tegenovergestelde weg te volgen wordt, zo zeker als de zon opkomt en water naar beneden stroomt, rente van de rekening afgetrokken en in het grootboek van het leven aan de verkeerde kant een zware post opgevoerd.
De hele theosofische organisatie zou vóór alles moeten handelen volgens de regels die door Paulus zijn geschreven en ook in De Stem van de Stilte staan. Want de karmische tendens is een onwrikbare wet. Ze dwingt ons om voort te gaan in deze stroom van denken en leringen; en allen die nu daarbij betrokken zijn zullen opnieuw daarin incarneren. Sentiment kan de wet geen centimeter doen wijken; hoe sterk onze emotie misschien ernaar streeft om van die mannen en vrouwen die we nu niet aardig vinden of waarderen af te komen - en voor iedereen zijn er in onze gelederen veel van dat soort mensen - de wet zal ons opnieuw in dat gezelschap brengen met een toegenomen vriendschappelijk of een verminderd vijandig gevoel, naarmate we nu het ene creëren of het andere voorkomen. Het was het doel van de stichters van de Theosophical Society om impulsen tot toekomstige vriendschap op te wekken; dit moet het doel zijn van al onze leden.
Wat wilt u in uw toekomstige leven hebben, vijanden of vrienden?


Vertaald uit The Path, januari 1893.


© Nederlandse vertaling 2002 Theosophical University Press Agency

Gepubliceerd in het tijdschrift Sunrise jul/aug 2002

Inhoudsopgave artikelen William Quan Judge

Andere artikelen over karma, lot, vrije wil




maandag 1 december 2008

De Heilige Zonnestilstand


Tekst overgenomen van de site: Het Theosofisch Genootschap http://www.theosofie.net/index.html

De heilige zonnestilstand
Elsa-Brita Titchenell

Er zijn inderdaad tijden die heilig zijn. Denk aan het Engelse woord ‘holiday’ (heilige dag) voor vakantie. Of is misschien elke tijd heilig als we hem de nodige aandacht schenken en respect? Vier tijden in het jaar – de zonnestilstanden en de dag- en nachteveningen – worden nog steeds gevierd, al weten we misschien niet waarom ze die speciale aandacht krijgen. Hun heilige karakter moet te danken zijn aan iets dat een bijzondere betekenis heeft voor het menselijk ras. Omdat het bewustzijn van de mens nauw is verbonden met dat van de bestuurders die de hemellichamen in beweging brengen en verantwoordelijk zijn voor de bewegingen en eigenschappen van de hemelse wezens in het zonnestelsel, beschouwen we die tijden als heilig, waarin bepaalde hemellichamen hun psychologische, gravitationele, geestelijke of psychische invloeden op hun omgeving concentreren.

De zonnestilstanden bijvoorbeeld vinden plaats twee weken voordat de aarde de hoofdas van haar baan om de zon begin januari en juli passeert. Oude astrologen benaderden deze perioden van twee weken met bijzondere eerbied, omdat ze een nauwere aanraking mogelijk maken tussen mensen en goden – het rijk boven dat van de mens waarover de christelijke traditie spreekt als engelen (‘boodschappers’), aartsengelen, tronen, overheden, krachten, enz. We zijn geneigd te vergeten dat we een deel zijn van een levend universeel organisme, waarin bewustzijnen levenservaringen opdoen. Alle nuttige ervaringen vinden plaats in onze bewuste ego die langgeleden in andere sferen en vroegere bestaansgebieden door de rijken trok lager dan die van de mens. De mensheid heeft zich ontwikkeld uit minerale, plantaardige en dierlijke toestanden, maar we zijn nog niet volledig menselijk. Als we ten volle mens worden, zijn we gereed een stap omhoog te gaan en goden van de laagste rang te worden.

Het menselijke stadium is kritiek omdat daarin voorkeuren en intelligentie de wil leiden. De individuele evolutie kan erin worden versneld door systematische training en discipline, bijgestaan door hen die eens stonden waar wij ons nu op de ladder van ervaring bevinden. Die grote geestelijke wezens die aanwijzingen voor innerlijke groei hebben nagelaten – Boeddha en Jezus zijn voorbeelden van dergelijke voorlopers – zijn verlangend anderen te helpen ter wille van het hele menselijke ras, want iedere toename van geestelijk ontwaken in een mens geeft een voorwaartse impuls aan de hele mensheid omdat het algemene gedachtenklimaat erdoor wordt verbeterd.

Er is veel gezegd maar weinig bekend over het verschijnsel dat inwijding wordt genoemd. Inwijding betekent beginnen – het beginnen van een nieuw leven, een nieuwe bestaansfase waarin de mens zich openstelt voor een ruimer terrein van bewustzijn en ervaring. Dat gebeurt als een mens, na zich in hoofdzaak met zichzelf en zijn stoffelijke belangen te hebben beziggehouden, zich verbindt met de geestelijke ziel en haar dienaar leert zijn, wat de groei naar de volgende bestaansfase bevordert. Inwijding is niet iets kunstmatigs of iets dat is bedacht, maar een natuurlijk gebeuren in de ontwikkeling van het menselijk bewustzijn naar het hogere niveau dat het moet bereiken voor we gereed zijn deel te nemen aan de leiding van de universele natuur. Bij een natuurlijke inwijding moet het bewustzijn van de kandidaat zichzelf tegemoettreden, onbewogen door de hel van zijn eigen zwakheden gaan, de persoonlijke ziel confronteren en verenigen met de geestelijke egoloze ziel, die zich aan de wortel van ons wezen bevindt. Een belangrijke inwijding is een dood. De mens die in staat is zich van alle persoonlijke beslommeringen los te maken zonder dat er een greintje gehechtheid overblijft, die ten volle bereid en in staat is zijn onbetekenend zelf te doen opgaan in het geheel, die als het ware kan oplossen in zijn onpersoonlijke natuur, wordt ‘beheerst vuur’, waarbij het individuele opgaat in het ene Al, bevrijd van de duizend draden waarin we gewoonlijk zijn verward. Inwijding is een reis, en toch weer geen reis, want we hervinden ons waar we zijn, hebben niets verloren maar iets onmeetbaars gewonnen dat in al onze levens bij ons zal blijven. Die ervaring, als een natuurlijk proces, niet als een door mensen bedacht ritueel, wacht ons allen – sommigen vroeger, sommigen later; het verschil in tijd is onbelangrijk.

Dergelijke gebeurtenissen worden iets vergemakkelijkt wanneer er sprake is van bepaalde samenvallende standen in het zonnestelsel: de hoogste inwijdingen vinden plaats als de toestand ideaal is en een aantal gebeurtenissen gelijktijdig plaatsvindt die de omstandigheden verschaffen waarin de noodzakelijke magnetische invloeden zo’n groot mogelijke uitwerking hebben. Met lange cyclische tussenpozen staan de binnenplaneten Mercurius, Venus en Aarde op een rij, een syzygie geheten. Als deze hemellichamen die gunstige positie innemen en het nieuwe maan is, bij voorkeur bij een zonsverduistering, worden de vijf hemellichamen door een min of meer rechte lijn verbonden. Dat maakt dat de ziel, nadat ze haar ‘dode’ lichaam in een trancetoestand op aarde achterlaat, door natuurlijke aantrekking door de sferen van Balthasar (Maan), Melchior (Venus) en Caspar of Gaspar (Mercurius) naar het centrum van onze geestelijke hiërarchie reist. Dit zijn de namen van de Koningen of Magiërs uit de middeleeuwse christelijke legende die hun geschenken brachten. Op ieder planetair gebied laat de ziel die eigenschappen achter die bij dat gebied behoren en gaat, ontdaan van de overtollige bagage, op weg naar het zuivere goddelijke vuur waarvan ze een vonk is. Daarin opgenomen heeft ze deel aan universele wijsheid voor ze haar terugreis aanvaardt om de wereld van de Aarde te laten delen in wat haar werd gegeven; op elk station neemt ze haar unieke eigenschappen weer op die daar waren achtergelaten (gesymboliseerd door de mirre, de wierook en het goud van de Magiërs).1

In de mysteriescholen van alle tijden werden steeds minder ceremoniën in acht genomen naarmate de leerlingen in hun groei vorderden. Want vooruitgang is stellig een zaak van groei en rijping en niet van kennis opdoen. Eerst is er wel sprake van kennis opdoen, totdat de student de gevolgen voelt van wat hij in theorie heeft geleerd en de waarheid van zijn eigen kennis herkent. Er is altijd sprake van geheimhouding als het om de hogere graden van training gaat, niet omdat iemand anderen kennis wil onthouden, maar omdat begrip zich op natuurlijke wijze moet ontwikkelen. Als wij willen leren wat de goden voelen, denken en weten, moeten we voelen, denken en weten als de goden. Als een voorbeeld daarvan vinden we in de Tevijja Sutta het verhaal van een wijze:

En hij laat zijn geest één kwart van de wereld doordringen met Liefdevolle gedachten, en zo ook het tweede, het derde en het vierde. En zo blijft hij de hele wijde wereld, boven, beneden, rondom en overal doordringen met harteliefde, verreikend, sterk toegenomen, en buitenmate . . .

En hij laat zijn geest één kwart van de wereld doordringen met gedachten van medelijden, sympathie en gelijkmoedigheid en zo ook het tweede, het derde en het vierde. En zo blijft hij de hele wijde wereld, boven, beneden, rondom en overal doordringen met hartemedelijden, sympathie en gelijkmoedigheid, verreikend, sterk toegenomen en buitenmate. — hfst.III,1,3.

Dit betekent evolutie en is de juiste weg voor de vooruitgang van de mensheid.

Mensen worden altijd geboeid door het onbekende en vooral als het om metafysische dingen gaat. Ze willen alles weten over de mysteriën van de natuur zonder zich af te vragen of ze daartoe gereed zijn. Ze beseffen weinig hoe geweldig groot de kloof is die de minst- van de verstontwikkelde mensen scheidt en dat wat de een of de ander kenmerkt geen knapheid, bekwaamheid of kennis is, maar het essentiële karakter. Er zijn treffende gevallen bekend van mensen die een snelle, ogenblikkelijke ‘bekering’ ondergingen, waardoor hun ondeugden tot deugden werden in een plotselinge verandering van leefrichting, zoals in het geval van keizer Asoka van India. Er hebben zich ook tragische gevallen voorgedaan van omgekeerde bekering, waarin veelbelovende discipelen geïncarneerde duivels werden als gevolg van het zich concentreren op persoonlijke in plaats van universele waarden. Er kan misschien geen grotere schade worden toegebracht aan het menselijk ras dan door toe te geven aan geestelijke trots, de zelfvoldoening die zich kan voordoen als men gelooft een bijzondere plaats in te nemen in het algemene plan. Toch is iedereen uniek en bijzonder als bijdrager aan het geheel. Als een afzonderlijk wezen is hij van geen belang: alleen als deel van het Al heeft ieder van ons grote betekenis; als zodanig zijn we onmisbaar – zowel voor de wereld als voor onszelf.

Aan de andere kant zal iemand die wijs kan worden in occulte zin niet slaafs een ander volgen en geloven wat hem wordt verteld zonder het zelf te onderzoeken. Wat nodig is, is een volledig zelfvertrouwen en initiatief. Het leven is een ontdekkingsreis en wij allen zijn pioniers. Wijsheid wordt niet overgedragen, ze moet worden verdiend. De kandidaat voor inwijding moet vertrouwen op zijn innerlijke zintuigen en zijn eigen beroep doen op de natuur om haar te leren. Alleen zulke onderzoekers van de onbekende diepten van het bewustzijn kunnen hopen de noodzakelijke ontdekkingen van de waarheid te doen.

Er is heel wat drukinkt verspild aan het onderwerp van meesters en chela's maar slechts weinigen weten wat voor een dergelijke relatie nodig is. Sommige mensen zijn nieuwsgierig en eerzuchtig, wat maakt dat ze in contact willen komen met iemand die, naar ze geloven, een hogere plaats inneemt en ze vallen gemakkelijk ten prooi aan valse profeten die in overvloed voorkomen. Zij die voorzichtiger zijn, zullen tevreden zijn met de inspiratie die op de juiste wijze voortkomt uit het hoger zelf en proberen de bron van waarheid in zichzelf te vinden. Enkelen voelen de drang diegenen te dienen die, naar algemeen wordt erkend, de dienaren van de mensheid zijn en die zich in hun leven concentreren op de poging om aan alle mannen en vrouwen in de wereld, zonder begunstiging of vooroordeel, verlichting te brengen.

Als zij erin slagen, ondanks belemmeringen, trouw te blijven aan hun altruïstische gevoelens als helpers van de helpers, zullen ze eens die training ontvangen die hen tenslotte in staat zal stellen de enorme taak te ondernemen in het nieuwe leven ingewijd te worden als een ‘tweemaal geborene’ of ‘uit een maagd geborene’ die het ruimere gebied is binnengegaan van het volmaakte menszijn met zijn grotere verplichtingen – geen triomfantelijk te koop lopen met miraculeuze vermogens, maar een eindeloos offeren en een voortdurend pogen zonder het einde daarvan tegemoet te kunnen zien.

Wat ligt er op onze weg als wezens die zich tot planetaire en te zijner tijd solaire entiteiten zullen ontplooien? Die hemelse wezens schijnen in bepaald opzicht minder vrijheid te bezitten dan wij mensen. Wij hebben de vrije keuze om medewerkers met de natuur te worden of tegenstanders van de vooruitgaande evolutie; de grotere zielen hebben langgeleden hun keuze in deze zaak gedaan en vrijwillig het pad gekozen dat neerkomt op instemming met het proces dat het gemeenschappelijk welzijn het best bevordert. Zij gehoorzamen aan natuurwetten die we zelfs niet eens kennen, zetten aeonenlang hun voortdurende beweging voort, voeden de kleinere wezens waaruit ze zijn opgebouwd, steunen en helpen de evolutie van de van hen afhankelijke rijken op een wijze die in overeenstemming is met de kosmische harmonie, hoe halsstarrig wij mensen onze geduldige planeet ook misbruiken. Wat zij hebben geleerd moeten wij nog leren, niet alleen met ons verstand, maar met ons hart en ons begrip.

Als het grootste verlangen van een mens is de vooruitgang van de hele mensheid naar een edeler toestand te bevorderen, dan hebben de heilige jaargetijden een bijzondere betekenis en kunnen ze een zeker ontwaken teweegbrengen van het hogere deel van een sensitieve natuur, dat onmiskenbaar een inwijding betekent in een sfeer die hogere plichten met zich brengt. Het is heel goed mogelijk dat onze hele toekomst – de uwe en de mijne – ten goede zal veranderen omdat een onzelfzuchtige ziel, juist in deze tijd, zijn kracht toevoegt aan de allesdoordringende invloed van geestelijke solidariteit die zich in dit jaargetijde doet gevoelen.

Noot

  1. Vgl. G. de Purucker, De Esoterische Traditie, blz. 666-9.

Andere artikelen over heilige jaargetijden


Uit het tijdschrift Sunrise nov/dec 1991

© 1991 Theosophical University Press Agency


Kerstmis en het wintersolstitium


Tekst overgenomen van de site van: Het Theosofisch Genootschap http://www.theosofie.net/index.html

Kerstmis en het wintersolstitium
Alan E. Donant

Ik heb duidelijke herinneringen aan de kerststalletjes in onze kerk. De ster, een baby in een kribbe die bij een maagd wordt geboren en vervolgens in doeken wordt gewikkeld; de schaapherders, koningen die met goud, wierookhars en mirre komen. Het is een prachtig verhaal, maar slechts twee van de evangeliën vertellen het – en ze vertellen niet hetzelfde verhaal want sommige gebeurtenissen waarover ze vertellen kunnen zoals ze zijn beschreven niet tegelijkertijd zijn gebeurd. Wat we in onze kerststalletjes in de kerk aantreffen, en in ons geheugen hebben ingebouwd, is een combinatie van deze twee evangeliën. Als het geen letterlijke geschiedenis betreft, kunnen we onszelf afvragen wat we nu werkelijk vieren met Kerstmis?

Het is boeiend dat om het kerstverhaal beter te begrijpen kennis over kosmische klokken nodig is, want de viering is diepgaand verbonden met het wintersolstitium. We vinden over de hele wereld bewijzen van kosmische tijdwaarneming. Alleen al de Britse eilanden bevatten meer dan 900 formaties in steen die als kosmische klokken dienen. Heel bekend is Stonehenge waaraan wetenschappers een ouderdom van 5000 jaar toekennen. Het is een grote kalender die precies een zomersolstitium van vroeger aangeeft. In de laatste maanden van 1997 ontdekten archeologen in Somerset Engelands grootste en meest complexe prehistorische tempel tot nu toe, twee keer de grootte van Stonehenge en misschien enkele honderden jaren ouder. In Ierland is een van Europa’s mooiste ‘doorgangsgraven’ in Newgrange. Men denkt dat het bouwen ervan al in 3100 v.Chr. is begonnen. Boven de ingangspassage is een doosvormige opening die op een lijn ligt met de opkomende zon tijdens het wintersolstitium. Op deze dag raken de zonnestralen twintig minuten lang de grond in het centrum van het graf – een kruisvormige kamer in de heuvel van 6,5 bij 5,1 meter. Wereldwijd kunnen voorbeelden van piramiden, tempels, medicijnwielen, formaties van stenen, en andere bouwwerken die als kosmische klokken dienen, tot een onbekend aantal worden uitgebreid.

Waarom was de mens in de oudheid zo geïnteresseerd in het in kaart brengen en optekenen van de banen van planeten en sterren, de solstitia en de eveningen en waarom treffen we zo vaak lichtspleten aan die een specifiek punt raken tijdens het winter- of zomersolstitium? De vier punten van het jaar die worden aangegeven door de solstitia en eveningen worden ook wel de heilige jaargetijden genoemd. Over de wereld verspreid zijn er mysteriescholen geweest, en zullen er altijd zijn, waar mensen leren hoe het heelal functioneert, over hun verbondenheid daarmee en over de natuurlijke toestand van mededogen, harmonie en evenwicht. Deze mysteriën kunnen in zeven fasen worden ingedeeld. De eerste drie hebben betrekking op studie, discipline, en het in praktijk brengen van wat men door studie heeft begrepen. Het kan vele levens duren voordat deze eerste drie stadia zijn doorlopen. Na deze training ondergaan zij die heel wat over de wetten van de natuur hebben geleerd en deze kennis in praktijk hebben gebracht een transformatie in hun leven. Tijdens het wintersolstitium ervaren ze bewust het proces van de dood en begrijpen dat deze eenvoudig een ruimere vorm van leven betekent. Terwijl hun lichamen worden achtergelaten alsof ze dood zijn, gaat hun bewustzijn door de processen van de dood en doorloopt het de innerlijke circulaties van de aarde en van sommige planeten tot aan de ingangspoort van de zon om daarna terug te keren. Als dit met succes wordt volbracht, brengt deze gebeurtenis een leraar voort die het bewustzijn heeft ervaren achter de wetten, die hij eerder was gaan begrijpen en waaraan hij zich probeerde te houden.

Een tweede gebeurtenis in een later stadium van de mysteriën vindt ook plaats tijdens het wintersolstitium. Het gebeurt heel zelden, misschien niet vaker dan eens in de 2000 of meer jaar. Wanneer het nieuwe maan is en aarde, maan, Venus, Mercurius en de zon tijdens het wintersolstitium op één lijn staan, kan een individu door een veel verhevener ervaring gaan. Hij of zij maakt een grote rondgang door aardse en kosmische energieën, gaat daarbij het bewustzijn van de zon zelf binnen en keert door de circulaties van de kosmos terug. De hele ervaring neemt veertien dagen in beslag en, wanneer de kandidaat slaagt, ontwaakt hij als een boeddha of christus.

Het overdenken van deze reeks gebeurtenissen biedt ons de mogelijkheid om meer te begrijpen van het verhaal dat met Kerstmis wordt verteld. Individuen die deze inwijdingen volbrengen worden ‘tweemaal- geborenen’ en ‘maagdelijk geborenen’ genoemd, omdat door deze ervaring de innerlijke god tot ontwaking is gekomen en ze letterlijk opnieuw worden geboren uit hun eigen geest. Als we naar de geschenken kijken die de wijze mannen voor het kindje Jezus meenamen, zien we dat goud een symbool is voor de onvergankelijke gouden, zuivere zon, het goddelijke bewustzijn. En de wierookhars en mirre? Deze werden gebruikt voor het balsemen van de doden. Zelfs het wikkelen in doeken verwijst naar het thema van de dood: de baby wordt in een reep stof gewikkeld evenals bij mummies het geval is. Is het niet boeiend dat iemand een pasgeboren baby dingen geeft die betrekking hebben op zijn dood? Maar inwijding is een dood, de dood van het beperkte zelf. Deze geschenken zijn toepasselijk voor de symboliek van de mysteriën, want de christus wordt geboren uit de dood van het alledaagse bewustzijn van de aspirant.

Elk van ons voelt de invloed van het wintersolstitium. Soms noemen we het de druk van het jaargetijde, maar misschien zijn we ook gevoelig voor de grote kosmische krachten die in het spel zijn. Tijdens dit seizoen ondergaan we allemaal een nieuw begin, een nieuwe inwijding, wanneer de innerlijke god zich roert, ook al is het maar in geringe mate. En zonder een gevoel voor deze wonderbaarlijke inwijdingsmysteriën die in ons kerstverhaal worden beschreven, kan het een gebeurtenis worden die ver van ons afstaat – maar dat is niet het geval. Het verhaal staat dichtbij ons, en we zullen het elk jaar ervaren als de kosmische klok terugkeert tot het wintersolstitium, waarbij zelfs de ergste beproevingen en ellende de zaden van licht en overwinning in zich dragen.